XXXX

Over­zicht Fauna

Lie­ve­heers­beest­je

Het lie­ve­heers­beest­je eet voor­al blad­lui­zen en wordt daar­om door tuin­ders gebruikt als bio­lo­gisch bestrij­dings­mid­del in kas­sen en boom­gaar­den. Er bestaan wereld­wijd meer dan 5000 ver­schil­len­de soor­ten lie­ve­heers­beest­jes. Som­mi­ge soor­ten heb­ben een ken­mer­kend patroon van stip­pen op hun rug, ter­wijl ande­re soor­ten stre­pen of zelfs geen patroon heb­ben. In de win­ter hou­den ze een win­ter­slaap op beschut­te plaat­sen, zoals in bomen of huizen.

Gro­te keizerlibel

De gro­te kei­zer­li­bel is een zeer gro­te en kleu­ri­ge libel uit de fami­lie van de gla­zen­ma­kers. Man­ne­tjes heb­ben een groen borst­stuk en hel­der­blauw ach­ter­lijf. Libel­len zijn zeer snel­le insec­ten en kun­nen tij­dens het vlie­gen snel­he­den tot wel 50 kilo­me­ter per uur berei­ken. De gro­te kei­zer­li­bel kan lang­du­rig bij water patrouil­le­ren om op ande­re insec­ten, zoals vlie­gen en mug­gen, te jagen. Ze zijn een belang­rijk onder­deel van het eco­sys­teem omdat ze hel­pen bij het bestrij­den van insec­ten­pla­gen en als prooi die­nen voor ande­re dieren.

Her­me­lijn

De her­me­lijn is lid van de mar­ter­fa­mi­lie. In de zomer is hij bruin van kleur met een wit­te buik, maar in de win­ter ver­an­dert zijn vacht naar wit, behal­ve de punt van zijn lan­ge, ele­gan­te staart die altijd zwart blijft. Dit helpt hem om in de sneeuw onzicht­baar te blij­ven voor zijn prooi en voor roof­die­ren. Ze zijn ook bekend om hun behen­dig­heid en snel­heid tij­dens de jacht. Ze hel­pen bij het in toom hou­den van popu­la­ties van klei­ne knaag­die­ren, zoals mui­zen en ratten.

Haas

Hazen zijn groot en heb­ben lan­ge ach­ter­po­ten, gro­te oren en scher­pe tan­den om plan­ten te kun­nen kna­gen. Een haas kan snel­he­den berei­ken tot 80 km per uur, en kan over obsta­kels sprin­gen tot een hoog­te van 1,8 meter en over een afstand van 4,5 meter. Het nest van een haas wordt een leger genoemd. Het is een ondie­pe kuil in de grond, vaak ver­scho­len tus­sen gras of begroeiing.

Rug­streep­pad

De rug­streep­pad is een amfi­bie met een bruin­ach­tig grij­ze kleur, groe­ne vlek­ken en oran­je­ro­de wrat­jes. Zijn kor­te poten en opval­len­de gele rug­streep maken hem gemak­ke­lijk te onder­schei­den van ande­re soor­ten. De rug­streep­pad bevindt zich ver­spreid door vrij­wel de hele pro­vin­cie. Om dat de rug­streep­pad bedreigd wordt, is het belang­rijk om deze soort te bescher­men en zijn leef­ge­bie­den te behouden.

Oran­je­tip

Het oran­je­tip­je is een gemak­ke­lijk te her­ken­nen voor­jaars­vlin­der die, heel toe­pas­se­lijk, rond Konings­dag te vin­den is. Deze vlin­der is wit met oran­je vleu­gel­pun­ten bij de man­ne­tjes, ter­wijl de vrouw­tjes deze oran­je vlek­ken niet heb­ben. Man­ne­tjes ach­ter­vol­gen dan ook alles wat wit is, zelfs papier­snip­pers. Het oran­je­tip­je is een belang­rij­ke bestui­ver van wil­de kruis­bloe­mi­ge plan­ten, zoals pink­ster­bloem en look-zonder-look.

Dwerg­muis

De dwerg­muis is Europa’s klein­ste knaag­dier. Het dier­tje is onge­veer 4 tot 8 cm lang en weegt slechts 2 tot 10 gram. Met zijn klei­ne for­maat en lan­ge beweeg­lij­ke staart klimt hij moei­te­loos op riet- en gras­sten­gels. Zijn natuur­lij­ke vij­an­den zijn de kerk­uil en toren­valk. Dwerg­mui­zen spe­len een belang­rij­ke rol in het eco­sys­teem door bij te dra­gen aan bestui­ving, als voed­sel­bron voor roof­die­ren en door het bestrij­den van scha­de­lij­ke insec­ten. Land­ont­gin­ning en -bewer­king vor­men een bedrei­ging voor de soort.

Regen­worm