Bij een snelweg denk je al snel aan een barrière voor dieren. Toch kan de snelwegomgeving verrassend rijk aan fauna zijn. Bermen, taluds en watergangen zijn leefgebied voor allerlei kleine beestjes. Bestuivende insecten bijvoorbeeld die we hard nodig hebben. Daarom worden alle bermen en taluds van de A4, de N434, de Tjalmaweg en de Europaweg met bloemrijk gras ingezaaid. De bloesem van de streekeigen struiken en bomen zijn aantrekkelijk voor bijen en andere bestuivers, wat ook weer goed is voor insectenetende vogels. Ook bessen en zaden zijn een welkome voedselbron. De bosstroken langs de snelweg worden weinig bezocht door mensen en huisdieren en zijn zo een geschikte nestlocatie voor vogels. Vleermuizen gebruiken de bosranden als vliegroute en foerageergebied.
Overzicht Fauna
Lieveheersbeestje
Alleen al in Nederland komen circa 60 verschillende lieveheersbeestjes voor. Ze zijn vooral bekend als bladluiseters, maar hun dieet verschilt per soort. Als larve eten ze de meeste luizen, wel 120 per dag. Je kan lieveheersbeestjes lokken met veel verschillende inheemse bloemen en bloesem in je tuin. Dat is waarom je deze kever ook in de nieuwe aanplant langs de RijnlandRoute kan vinden. Aan het eind van de herfst zoekt het lieveheersbeestje een beschutte plek om de winter door te komen.
Grote keizerlibel
De grote keizerlibel is een zeer grote en kleurige libel uit de familie van de glazenmakers. Mannetjes hebben een groen borststuk en helderblauw achterlijf. Libellen zijn zeer snelle insecten en kunnen tijdens het vliegen snelheden tot wel 50 kilometer per uur bereiken. De grote keizerlibel kan langdurig bij water patrouilleren om op andere insecten, zoals vliegen en muggen, te jagen. Ze zijn een belangrijk onderdeel van het ecosysteem, omdat ze helpen bij het bestrijden van insectenplagen en als prooi dienen voor andere dieren. De grote keizerlibel is één van de doelsoorten van de ecologische verbinding tussen de waterrijke polders ten noorden van Wassenaar richting Papenwegse Polder ten zuiden van Leiden.
Hermelijn
De hermelijn is een kleine marter die in de zomer bruin is met een witte buik en in de winter wit, behalve de zwarte staartpunt. Hermelijnen worden in Nederland niet allemaal wit, of maar deels. Dit is een logische aanpassing, sinds er steeds minder witte winters zijn. Ze zijn bekend om hun behendigheid en snelheid tijdens de jacht. Hermelijnen houden van een ‘rommelig’ landschap, wat veel verdwenen is en daarmee helaas ook de hermelijn. Voor de hermelijn – en de verwante wezel en bunzing – wordt onder de Europaweg een faunabuis aangelegd, als veilige verbinding tussen Oostvlietpolder en Park Cronesteijn. Ook andere kleine landzoogdieren kunnen deze verbinding gebruiken.
Haas
De Europese haas is een flink stuk groter dan een konijn, met sterke achterpoten en lange oren, lepels genoemd. Je ziet hazen vooral in het weiland, maar ze houden ook van beschutting door hoog gras, hagen, bosjes of ruige oevers. In de polders rond de N434 voelt de haas zich goed thuis. Het nest van een haas wordt een leger genoemd. Het is een ondiepe kuil in de grond, vaak verscholen tussen gras of begroeiing. Gaat een haas is ervandoor, kan hij snel zijn, tot wel 80 km per uur. En flink springen, tot een hoogte van bijna 2 meter of over een afstand van 4,5 meter.
Rugstreeppad
De rugstreeppad is een amfibie met een bruinachtig grijze kleur, groene vlekken en oranjerode wratjes. Zijn korte poten en opvallende gele rugstreep maken hem gemakkelijk te onderscheiden van andere soorten. Omdat de rugstreeppad bedreigd wordt, is het belangrijk om deze soort te beschermen en zijn leefgebieden te behouden. De rugstreeppad is vooral te vinden in de polder tussen Tjalmaweg en de duinenrand bij Katwijk. Langs de Tjalmaweg is een extra paddenpoel gemaakt. De faunapassage onder de A44 is mede bedoeld om (nieuwe) leefgebieden voor de rugstreeppad te verbinden.
Oranjetip
Het oranjetipje is een gemakkelijk te herkennen voorjaarsvlinder die, heel toepasselijk, rond Koningsdag te vinden is. Deze vlinder is wit met oranje vleugelpunten bij de mannetjes, terwijl de vrouwtjes deze oranje vlekken niet hebben. Mannetjes achtervolgen dan ook alles wat wit is, zelfs papiersnippers. Het oranjetipje is een belangrijke bestuiver van wilde kruisbloemige planten, zoals pinksterbloem en look-zonder-look. Het oranjetipje is één van de doelsoorten van de ecologische verbinding tussen duinen en landgoederen, samen met andere vlinders als het bruin blauwtje, koevinkje, hooibeestje en groot dikkopje.
Dwergmuis
De dwergmuis is Europa’s kleinste knaagdier. Het diertje is ongeveer 4 tot 8 cm lang en weegt slechts 2 tot 10 gram. Met zijn kleine formaat en lange beweeglijke staart klimt hij moeiteloos op hoge gras- en rietstengels. Dwergmuizen spelen een belangrijke rol in het ecosysteem door bij te dragen aan bestuiving, als voedselbron voor roofdieren en door het bestrijden van schadelijke insecten. In intensief gemaaide weilanden voelt de dwergmuis zich niet thuis. De dwergmuis is een doelsoort van de faunapassage onder de A44. Omdat hij zo klein is, zal de dwergmuis niet in één keer de oversteek maken. Juist daarom is het middendeel van de faunapassage tussen A44 en afrit richting N434 ruimer aangelegd. Zo kan dit als stapsteen dienen waar de dwergmuis ook prima kan leven.
Regenworm
De regenworm is een belangrijke bodemverbeteraar. Hij eet organisch afval en maakt daar weer meststof van. Hij glijdt met zijn slijmerige huid door de grond en maakt zo diepe tunnels. Hij ademt zelfs door zijn huid en ziet licht met gevoelige plekken aan beide uiteinden. Dit bijzondere diertje heeft maar liefst 10 harten en is zowel mannelijk als vrouwelijk. Een belangrijke vijand van de regenworm is het weer. Als het te droog is schuilt hij diep in de grond om niet uit te drogen.