Vanaf eind maart worden de matrixborden, ventilatoren, camera’s, verlichting, afsluitbomen en andere tunneltechnische installaties naar de Corbulotunnel gebracht. Ze komen uit een fabriekshal in Eindhoven, waar ze uitgebreid getest zijn. Hoe ging dat in zijn werk? En heeft het zin om dat in Eindhoven te doen, als je ze bij Leiden in een tunnel plaatst? Test manager Maikel Balster vertelt.
Sinds 2003 is Maikel betrokken geweest bij het testen en het openstellen van heel wat tunnels. En het zijn niet de minste: onder meer de Tweede Coentunnel en de NoordZuidlijn in Amsterdam, de Leidsche Rijntunnel in de A2 en twee tunnelbuizen van de Betuweroute. Sinds 3 jaar is hij Test manager bij de RijnlandRoute.
Wat is er precies getest in Eindhoven?
“In de tunnel komen allerlei technische installaties te hangen. Dan kun je denken aan matrixborden, camera’s, hulppostkasten en nog veel meer. Die componenten worden allemaal aangestuurd door computers. Bouwcombinatie Comol5 heeft dat geheel door de IFAT gehaald, de Integrale Fabriek Acceptatie Test. Daarbij kijk je of het geheel van computers, software en componenten goed werkt.”
Kun je een voorbeeld geven?
“In het wegdek van de tunnel zitten sensoren verwerkt. Die signaleren het als een voertuig stil komt te staan. Op dat moment moet de wegverkeersleider vanuit de verkeerscentrale snel kunnen zien wat er aan de hand is. Daarvoor bedient hij met een joystick in de centrale een camera in de tunnel. We weten van eerdere tunnelprojecten dat daar een vertraging in zit. Dus je bedient de joystick, maar dan duurt het even voordat de camera reageert. Bij het testen hebben we bekeken hoe groot die vertraging is. Uiteindelijk zijn we gekomen tot een kleine, acceptabele vertraging.”
Hebben jullie letterlijk alle componenten getest?
“We hebben alleen componenten voor de oost-west tunnelbuis getest. En dan niet alles, maar van alle soorten representatieve aantallen. Dat je na het testen weet: als dit allemaal goed werkt, is de kans groot dat de rest het ook doet. En als je dat dan voor de oost-west tunnelbuis test, verklein je het risico dat onderdelen in de andere tunnelbuis niet zouden werken.”
Mooi dat alles na de tests blijkt te werken in een hal in Eindhoven, maar hoe weet je dan of het ook werkt in de Corbulotunnel?
“Uiteraard test Comol5 het daar opnieuw, met de zogeheten Site Acceptatie Test (SAT). Maar dat hoeft dan niet meer zo uitgebreid. Het is dan meer een kwestie van kijken hoe alles werkt in de echte omgeving. Dus als de brandweer moet komen en de brandslang aansluit op de hulppostkast, klopt de waterdruk dan? Dat zijn dingen die je alleen in de tunnel zelf kan testen. Maar we weten nu dat de onderdelen van de installaties, op zich en als geheel, het doen.”
Ben je als Test manager trots op het hele testproces?
“Ja. Ook omdat we meteen andere stappen gezet hebben. Comol5 heeft in de testhal alle componenten meteen in modules gemonteerd. Dat zijn containers die we als geheel zo in de dienstgebouwen behorend bij de tunnel kunnen schuiven. Er is daar dus veel minder montagewerk. En er is, behalve het testen van de fysieke componenten, ook een virtuele testomgeving gebouwd. Daarmee konden we op de computer in de tunnel een calamiteit nabootsen. Dat hebben we ook gedaan in aanwezigheid van alle betrokken partijen, zoals de veiligheidsbeambte, de tunnelbeheerorganisatie, de wegverkeersleiding en de hulpdiensten. Die krijgen dan echt al een goede indruk van hoe alles werkt en eruit gaat zien. Daar waren zij heel enthousiast over. Vooral omdat de bediening tijdens die simulatie testen daadwerkelijk plaats vond vanuit de verkeerscentrale in Rhoon. Want ook daar hebben we de verbinding al mee tot stand gebracht. Dat is ook wel iets om trots op te zijn zo vroeg in de tijd.”
Verder lezen?
Dit interview is onderdeel van een reeks interviews over de tunneltechniek bij de RijnlandRoute. Lees alle interviews in het boekje ‘Ploegentijdrit in tunneltechniek’.
Geef een reactie